BMW R25/3

In 1950 was de 250cc R 24 opgevolgd door de R 25. Ten opzichte van de R 24 was de R 25 slechts licht gewijzigd. Wel had de machine eindelijk plunjerachtervering, een systeem dat de zwaardere modellen al in 1938 hadden gekregen. Het voorspatbord had een krul die als "spatlap" dienst deed. Ook kreeg de machine standaard kogelkoppelingen voor de bevestiging van een zijspan. Daarvoor was ook een andere overbrengingsverhouding beschikbaar. Verder bleef alles bij het oude. De machine had een buisframe en trommelremmen. Motorblok en versnellingsbak waren uit aluminiumgegoten. In 1951 werd het model al opgevolgd door de R 25/2. Ook die bracht weinig vernieuwing. Er was in de koplamp een controlelampje voor de vrijstand verschenen, en wat meer chroom toegepast dat op de eerdere "spaarmodellen". Verder was alles bij het oude gebleven: het uit ovale buis gelaste dubbel wiegframe, de kleine halve naaf trommelremmenen de telescoopvork waren onveranderd. Ook motorisch was er geen nieuws onder de zon. Nog steeds werd de "vierkante" (boring x slag 68 x 68 mm) staande eencilinder toegepast. Deze had één nokkenas die via stoterstangen de kopkleppenopende. Ze dreef tevens de oliepomp aan. Zoals inmiddels gebruikelijk zat de gelijkstroomdynamo voor op de krukas. Er was een zwaar vliegwiel gemonteerd, met een kijkgaatje in het carter om de ontsteking af te stellen. De aandrijving verliep via een enkelvoudige droge plaatkoppeling, een voetgeschakelde vierversnellingsbak en uiteraard de cardanas, die van een rubber trillingsdemper was voorzien. Dat alles betekende dat de machines langzamerhand ten opzichte van de concurrentie behoorlijk wat vermogen tekort kwamen, zeker in combinatie met het tamelijk hoge gewicht van de motorfiets. Hoewel de machine voorbereid was voor de montage van een zijspan, moest men daarmee natuurlijk nog veel meer inboeten qua topsnelheid. Gezien in het licht van de periode, zo kort na de oorlog, was dat geen groot probleem. De motorfiets was een goedkoop vervoermiddel en geen hobby object. Toen de R 25/2 in 1953 werd afgelost door de R 25/3 waren er toch nog 38.651 stuks geproduceerd.

Bij het verschijnen van de R 25/3 in 1953 had BMW in elk geval iets aan het vermogen gedaan. De /3 leverde één pk meer dan de R 25/2. Daartoe was de 22mm Bing carburateur vervangen door een exemplaar met 24mm doorlaat. In enkele gevallen was een SAWE carburateur toegepast. Achter op de carburateur zat een nat luchtfilter, dat regelmatig ingeolied moest worden, waarna de olie het stof in de aangezogen lucht vasthield. De R 25/3 had inmiddels ook de veel sterkere volle naaf trommelremmen gekregen. Er was nog steeds een enkelvoudige droge plaatkoppeling toegepast, maar voor het eerst werd die bediend door een diafragmaveer, een systeem dat afkomstig was uit de autotechniek.


BMW R 25/3
Periode1953-1956
Categorietoermotor
Motortypekopklepmotor
Bouwwijzelangsgeplaatste 
eencilinder
boring68 mm
slag68 mm
Cilinderinhoud247 cc
Compressieverhouding7 : 1
Max. Vermogen9,5 kW/13 pk
Topsnelheid
119 km/h

88 km/h met zijspan

Aandrijvingcardanas
Rijwielgedeeltedubbel wiegframe, 
buisframe
Drooggewicht150 kg
Max. totaalgewicht
320 kg

450 kg met zijspan

Tankinhoud12 ltr
VoorgangerR 25/2
OpvolgerR 26